contact: chrisvankeulen@hotmail.com
Enkele aspecten van de geschiedenis van de
Souvereiniteit
Een groot deel van de
Liemers, zoals de gemeenten Duiven, Wehl en Zevenaar alsmede het dorp Lobith en
omgeving, behoorde van oudsher tot het Hertogdom Kleef, dat deel uitmaakte van
Pruissen. De heren van Kleef hadden in dit gebied bijzonder veel invloed.
Onder Duits bestuur genoot de Liemers, in tegenstelling tot de Gelderse
Achterhoek waarmee de Liemers vaak verward wordt, godsdienstvrijheid waardoor
het grootste deel van de bevolking Rooms-Katholiek bleef.
In 1808 werden Zevenaar en
Duiven bij het Koninkrijk Holland gevoegd en op 1 januari 1811 kwamen ook Wehl
en Lobith bij Nederland, dat op dat moment onderdeel was van het Franse
Keizerrijk. Na de val van Napoleon kwamen de voormalige Kleefse enclaves in de
Liemers opnieuw onder Pruisische heerschappij, totdat ze op 1 juni 1816 (Lobith
op 1 maart 1817) definitief bij Nederland kwamen. Zevenaar bezat in die tijd,
ongeveer tweehonderd jaar geleden, zelfs een burgemeester (Bötticher) die
zijn functie onder Duits, Nederlands en Frans bestuur heeft uitgeoefend.
Andere delen van de Liemers, zoals Angerlo en Westervoort, maakten tot in de
Franse tijd deel uit van het Kwartier van Zutphen, terwijl Pannerden en Herwen
en Aerdt behoorden tot het Kwartier van Nijmegen. Het onderscheid in de drie
genoemde territoria, Kleefs, Zutphens en Nijmeegs, is belangrijk omdat in die
gebieden totaal verschillende wetten en voorschriften golden. De
voorouders van de familie Van Keulen uit de Gelderse Liemers woonden in de 18e
en 19e eeuw voor het overgrote deel in de plaatsen Duiven, Groessen, Westervoort
en Zevenaar.
Zevenaar en omgeving
omstreeks 1866
Bevolking
De bevolking van de Liemers,
voor het overgrote deel Rooms Katholiek, telde aan het begin van de 19e
eeuw ruim 10.000 inwoners; dat is aanzienlijk minder dan 10% van het huidige
aantal. In Zevenaar bedroeg het aantal inwoners in het jaar 1800 nog net
geen duizend. Het aantal inwoners van het tot de gemeente Zevenaar behorende
Oud-Zevenaar bedroeg toen ongeveer 1.200. Bij de overgang naar Nederland in
1816 telde de gemeente Zevenaar ongeveer 2.600 inwoners; in 1900 ongeveer
4.400 inwoners. Halverwege de jaren vijftig in de twintigste eeuw werd de 10.000e
inwoner van de gemeente Zevenaar ingeschreven.
De Heerlijkheid
Westervoort telde omstreeks 1800 ongeveer 500 mensen; een eeuw later bedroeg
het inwonertal 1.800.
De Heerlijkheid Wehl
telde in 1800 ongeveer 1.200 inwoners en een eeuw later 2.300.
In 1800 bedroeg het
inwoneraantal van het dorp Duiven 600, het dorp Groessen 1.000 en
het dorp ’t Loo 150 . Een eeuw later telde de totale gemeente Duiven 3.000
inwoners.
Pannerden telde
omstreeks 1800 ongeveer 600 zielen; een eeuw later in 1900 was dit toegenomen
tot 1.000.
Waar de naam Liemers vandaan komt, is niet met zekerheid
bekend. Mogelijk is de naam afkomstig van Pagus Leomerike, waarbij pagus betekent
gewest en leomerike duidt op leemrijke
grond. Een andere verklaring voor de naam is dat het "in de luwte" zou
betekenen. De Liemers ligt immers in de luwte tussen Montferland en de Veluwse
Posbank. Een derde mogelijke verklaring kan zijn dat het verwijst naar het
Latijnse "limes" dat grens betekent.
Het dialect dat in de Liemers door de autochtone bevolking
wordt gesproken, is een overgangsdialect tussen het Nederfrankisch en het
Nedersaksisch.
Godsdienst
De verspreiding van het christendom begon in de Liemers aan het
begin van de 9e eeuw. Vanuit Engeland was Willibrord (658-739) naar
Utrecht gekomen. Zijn medewerker, de Ierse monnik Werenfried (gestorven 14
augustus 760 in Westervoort) kreeg de leiding van een gebied met Elst als
centrum. Tot die regio behoorde o.a. Westervoort. Willibrord nam de rest van de
Liemers vanuit Emmerich onder zijn hoede. Hij had een groot respect voor de
Frankische heilige Martinus (Maarten). De kerken in Utrecht en Emmerich werden
door hem naar deze heilige genoemd. Opvallend is dat veel kerken en/of parochies
in de Liemers de naam St. Martinus of St. Maarten dragen, te weten die van Aerdt,
Angerlo, Didam, Doesburg, Herwen, Oud-Zevenaar en Pannerden.
Toen Werenfried op 14
augustus 760 in Westervoort overleed ontstond een strijd tussen Westervoort en
Elst over de plaats waar hij begraven moest worden. Uiteindelijk is hij in Elst
begraven. Sint Werenfried is de naamgever van twee kerken en de rooms katholieke
parochie in Westervoort.
De Zevenaarse
Andreasparochie was de enige Nederlandse parochie, die ooit door een paus
is gesticht. Op 28 september 1521 zette paus Leo X zijn handtekening onder de
stichting van de Andreaskerk. Dit geschiedde op voorspraak van de hertog Jan van
Kleef, de man die Zevenaar in 1484 stadsrechten verleende.
![]() |
Een beeld van Zevenaar met de Andreaskerk omstreeks 1640 (tekening: Abraham Rademaker). Op de voorgrond het riviertje de Aa, dat vanuit de Rijn bij Oud-Zevenaar stroomde naar de moersasachtige gebieden ten noorden van Zevenaar.
|
De Reformatie aan het begin van de 16e eeuw voltrok zich
in de Liemers heel geleidelijk en op kleine schaal. In het Gelderse deel van de
Liemers werden rond 1600 alle pastoors vervangen door dominees en kwamen de
kerken in handen van de calvinisten: Doesburg 1585, Westervoort 1609, Angerlo
1609, Lathum 1614 en Herwen en Aerdt 1627. In de Liemerse gebieden, die onder het
hertogdom Kleef vielen, kwamen anders dan in de meeste plaatsen in de
Noordelijke Nederlanden de kerken niet min of meer vanzelfsprekend in
protestantse handen. Dit kwam doordat er in het hertogdom Kleef een andere
godsdienstpolitiek werd gevoerd dan in de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden. In het Kleefse gebied bestond vrijheid van godsdienst. De
kerken in Duiven, Groessen, Loo, Wehl, Oud-Zevenaar en Zevenaar bleven daardoor in
katholieke handen. De tegenstelling katholiek
- protestant was in de Liemerse gebieden, die onder het hertogdom Kleef vielen,
doorgaans veel minder scherp dan in de Noordelijke Nederlanden. Zo vermelden de
archieven dat in de katholieke St. Martinuskerk in Oud-Zevenaar ook wel
protestanten begraven werden. Er waren zelfs protestanten, die daar een
familiegraf bezaten. Op 17 augustus 1701 luidden de klokken van de katholieke
Zevenaarse Andreaskerk om kond te doen van het overlijden van een kind van de
dominee. De gelijke behandeling van katholieken en protestanten in de Kleefse
gebieden blijkt uit vele voorbeelden. Zo ontvangt in 1672 in Zevenaar de
Gereformeerde schoolmeester Peter Muller een toelage uit gemeenschapsgelden van
25 daalders. Zijn Rooms-Katholieke collega Florentio Hesio ontvangt een zelfde
bedrag.
De Calvinistische Kerk was daarentegen wel streng in het Gelderse deel
van de Liemers; veel feestelijke gebruiken, waar het volk aan gehecht
was, werden door haar verboden. In de strijd, die gedurende de Tachtigjarige Oorlog tegen
Spanje werd gevoerd, speelde godsdienst een belangrijke rol om het politieke
doel te bereiken. Mede als gevolg daarvan werd in Gelderland bij resolutie van
21 januari 1587 de kinderdoop verboden omdat deze als paaps werd gezien. De
Hervormde kerk werd tot officiële staatskerk uitgeroepen. Voor de Kleefse
gebieden in de Liemers zoals Zevenaar, Duiven en Wehl had dit geen gevolgen, in
tegenstelling tot de Gelderse gebieden in de Liemers zoals Westervoort en
Pannerden. Zo zochten veel inwoners van Pannerden hun kerk in het naburige dorp
Hulhuizen, dat Kleefs grondgebied was. Mede omdat leden van het hooggraaflijk
Huis Bergh, bezitters van de Heerlijkheid Pannerden, de katholieke godsdienst
trouw bleven, kreeg in Pannerden de van boven opgelegde reformatie niet erg veel
voet aan de grond.
Op 14 juli 1609 werd in het Kleefse gebied godsdienstvrijheid afgekondigd. Kort daarop, in 1611, probeerden protestanten in Zevenaar een samenkomst te beleggen, maar werden daartoe door een volksoproer verhinderd. Dit kwam de burgemeester, Gerhart van Leeuwen, van katholieke huize, op ontslag te staan. Hij werd vervangen door Johan van Romswinckel, van protestantse huize. De voornaamste bestuursfuncties kwamen vervolgens in Zevenaar in protestantse handen.
De markt in Zevenaar (Seventer) in 1745
Gravure naar tekening van
Jan de Beijer (1703 - 1780)
Rechts de "Reformeerde"
(Hervormde) kerk,
die op 1 mei 1660 plechtig werd ingewijd.
Van dit kerkgebouw
is het muurwerk tot de dag van vandaag volledig
bewaard gebleven.
Voor de Hervormde kerk is een schoolgebouwtje zichtbaar.
Links de omstreeks 1522 gebouwde R.K
Andreaskerk, die in de 17e eeuw werd hersteld.
Deze kerk was in die tijd ondergeschikt
aan de R.K kerk in Oud-Zevenaar en bezat mede daardoor nog geen hoge toren.
Aan het eind van de 19e eeuw
werd de Andreaskerk in neogothische stijl uitgebreid en kreeg in 1884 alsnog een
toren.
Ziekenhuis
Tot omstreeks 1900 was het
ongebruikelijk om zieken of gewonden buiten de vertrouwde huiselijke sfeer te
verplegen. Wie kon immers zorgzamer verplegen dan eigen familie en
dienstpersoneel? Alleen de allerarmsten in de grote steden werden bij ziekte
vaak met de meest grote tegenzin opgenomen in gast- en ziekenhuizen, aangezien
verpleging thuis voor hen niet mogelijk was.
Ontwikkelingen in de
medische wetenschap maakten omstreeks 1900, dat de verpleging thuis geleidelijk
minder vanzelfsprekend werd. Zo was de röntgenapparatuur, die vlak voor 1900
zijn intrede deed, niet thuis toepasbaar. Toch duurde het, zeker op het
platteland en ook in de Liemers, nog decennia alvorens ziekenhuizen echt
gewaardeerd werden. Tot halverwege de twintigste eeuw werd door menig
plattelander het ziekenhuis gezien als een sterfhuis, waar je maar beter nooit
naar toe kon gaan tenzij je levensmoe was.
In 1908 werd in Zevenaar het
eerste ziekenhuis geopend. Het stond buiten de Didamse poort en heette
“Consolatio Afflictorum” (Troost der Lijdenden). Aanvankelijk bood het plaats
aan 28 bedden, maar al in 1916 vond de eerste uitbreiding plaats naar 44 bedden.
In 1924 werd het complex vergroot met een sanatorium. Het ziekenhuis Consolatio
Afflictorum heeft tot 1980 bestaan. In dat jaar werd een nieuw streekziekenhuis
elders in Zevenaar betrokken.
Epidemieën
In onze tijd zijn kanker
en hart- en vaatziekten de meest voorkomende doodsoorzaken. In voorgaande
eeuwen waren besmettelijke ziekten zoals pest, tyfus, dysenterie, pokken,
difterie, kinkhoest en tuberculose belangrijke doodsoorzaken. Wanneer zo'n
ziekte zich als een epidemie manifesteerde, kon dit in korte tijd leiden tot een
slagveld aan doden, waardoor delen van een gemeenschap werden weggevaagd.
Tot in de 20e
eeuw werd ziekte in het algemeen gezien als veroorzaakt door een verkeerde
menging van lichaamssappen: bloed, lymfe, gal en/of slijm waren in een
verkeerde verhouding aanwezig en daardoor zou men ziek worden. Zo zou men
bijvoorbeeld zwartgallig (depressief) worden van een te grote hoeveelheid gal.
Van te veel bloed zou men erg snel driftig worden (sanquinisch type) enz Naast deze min of
meer wetenschappelijke verklaring, de zogenaamde sympathieleer, aangaande de oorzaak van ziekten, werd
door de burgerij ziekte ook gezien als zijnde Gods wil. Ziekte werd dan vaak
beschouwd als Goddelijke straf voor de menselijke zonden. Zo schreef dr.A.Kuyper
omstreeks 1900: “Zoolang de zonde stand houdt, blijft ook de krankheid woeden”. Katholieken en protestanten verschilden hierover niet wezenlijk van mening.
Ook werden buitenlanders of andere bevolkingsgroepen (joden) soms gezien als
veroorzakers van een epidemie. Het zou echter tot het eind van de 19e eeuw duren
alvorens, door baanbrekend onderzoek van de Duitse arts Koch, de Franse chemicus
Pasteur en vele anderen, de werkelijke oorzaak van infectieziekten duidelijk
werd. Veel eerder in de 19e eeuw had de Hongaarse vrouwenarts Semmelweiss
gewezen op het belang van een goede hygiëne om ziekten (in het bijzonder
kraamvrouwenkoorts) te voorkomen, maar de tijd was er nog niet rijp voor. Ook
veel artsen namen Semmelweiss niet serieus en volkomen miskend overleed hij in
1865. In de decennia daarna werd door Koch, Pasteur en anderen duidelijk dat
zeer kleine organismen (o.a. bacteriën) de oorzaak zijn van infectieziekten.
Infectieziekten traden in vroegere eeuwen veelvuldig op en maakten veel slachtoffers vooral omdat, tot het einde van de 19e eeuw, vrijwel niets bekend was over de werkelijke oorzaak van deze aandoeningen. Zo waren er in de Liemers cholera-epidemieën in 1832, 1849 en 1866. Zevenaar en omgeving werd vooral in de 18e maar ook in de 19e eeuw diverse keren getroffen door ernstige dysenterie-epidemieën. Zo had de parochie Oud-Zevenaar van augustus tot oktober 1702 ongeveer dertig doden te betreuren als gevolg van deze afschuwelijke aandoening. Ook in 1757/1758 sloeg de epidemie toe. In oktober 1779 trof de epidemie in het bijzonder de buurtschap Grieth bij Zevenaar. In 1782/1783 sloeg de epidemie weer hevig toe met als dieptepunt 7 september 1783, waarbij in Zevenaar 38 mensen aan dysenterie stierven. In totaal overleed maar liefst 10% van de bevolking tijdens deze epidemie aan dysenterie. De ontreddering en wanhoop waren groot. Ook andere plaatsen in de Liemers werden in 1783 genadeloos getroffen. Van 23 oktober tot 25 november van dat jaar kampte in het bijzonder Groessen met een dysenterie-epidemie. Ook in de herfst van 1811 sloeg dysenterie in de Liemers toe: in Groessen stierven in enkele weken tijd 12 inwoners aan deze gevreesde “rode loop”. De ziekte werd in de volksmond zo genoemd vanwege de bloederige waterige diarree waarmee de ziekte gepaard ging, waardoor de ernstig zieke een spoor ("loop") achter zich liet.
Ook pokken eiste in
vroegere tijden in de Liemers regelmatig slachtoffers. Er waren bijvoorbeeld
pokkenepidemieën in Duiven en Groessen in 1729, 1743, 1764, 1777, 1786, 1807,
1838, 1848, 1865 en 1871. Bij de epidemie in 1871 overleden in enkele maanden
tijd 33 mensen.
Naast cholera, dysenterie en
pokken was tyfus bijzonder gevreesd. De verspreiding van deze zeer
ernstige ingewandsziekte geschiedde vooral door besmette vloeistoffen als water
en melk. De ziekte had meerdere namen zoals: rotkoorts, Faulfieber,
zenuwzinkingskoorts, zenuwkoorts en hete koorts. De oudste vermelding van deze
aandoening in de Liemers is in 1757 in Zevenaar. In de tweede helft van de 18e
eeuw, de gehele 19e eeuw en een deel van de 20e eeuw (tot omstreeks 1925) bleef
tyfus bij voortduring in de Liemers voorkomen en slachtoffers maken.
Difterie, een
besmettelijke keelziekte, kwam met name in de tweede helft van de 19e eeuw hoofdzakelijk bij kinderen tot 10 jaar voor. De aandoening maakte dat kinderen
het ontzettend benauwd kregen. Als complicatie van difterie traden soms nier- en
hartaandoeningen op. In vergelijking met andere eerder genoemde infectieziekten
veroorzaakte difterie relatief weinig dodelijke slachtoffers. Het was vooral het
verloop van de aandoening, kinderen werden onvoorstelbaar benauwd, hapten naar
adem en stikten soms, die een onuitwisbare indruk en machteloos gevoel
achterlieten bij hun ouders / verzorgers. Regelmatig verliep de aandoening ook
dodelijk zoals bijvoorbeeld in 1894 wanneer in Duiven 5, in Wehl 5 en in
Zevenaar 22 kinderen aan deze gevreesde ziekte sterven.
Ook aandoeningen als kinkhoest, tuberculose, mazelen en
roodvonk
eisten regelmatig tot ver in de 20e eeuw dodelijke slachtoffers.
Natuurlijk probeerden
overheden de verspreiding van besmettelijke ziekten te voorkomen. Zo
verordonneerden de Pruisische en Kleefse overheden in 1787 dat slachtoffers van
besmettelijke ziekten niet opgebaard mochten worden. Voor hen moesten de graven
bovendien dieper worden gegraven en dienden de naden van de lijkkist met pek
gedicht te worden. In 1788 werden door dezelfde Pruisische en Kleefse overheden
ook een tweetal begrafenisgebruiken verboden: het meerijden van vele vrouwelijke
familieleden op de lijkwagen en het afleggen van het lijk door een groot aantal
vrouwen uit de omgeving van de overledene.
Hygiëne
Pas na de Tweede Wereldoorlog gingen de ontwikkelingen wat betreft hygiëne
ook in de Liemers
snel. Zo kreeg Zevenaar in 1951 een modern rioolstelsel. In de eerste helft van
de twintigste eeuw kwamen afvalstoffen in veel gevallen direct in de
stadsgracht, die als een open riool functioneerde. Op veel plaatsen in de
Liemers werd pas na de Tweede Wereldoorlog een georganiseerde
vuilnisophaaldienst ingevoerd.
Waterleiding kwam in de
Liemers relatief laat tot stand. Tot in de jaren twintig van de twintigste eeuw
was vrijwel de gehele bevolking van de Liemers aangewezen op pomp- en putwater.
In 1926, meer dan driekwart eeuw na de realisatie van het
waterleidingnetwerk in Amsterdam, nam Zevenaar het besluit tot aanleg van een
waterleiding. Voor Liemerse begrippen was Zevenaar hiermee een voorloper. Zo
sprak de gemeenteraad van Duiven zich in 1933 (!) vrijwel unaniem uit tegen
invoering van waterleiding. Na de Tweede Wereldoorlog was het overgrote deel van
de Liemers, de stad Zevenaar en de kommen van Lobith en Tolkamer uitgezonderd,
nog altijd verstoken van drinkwater. Pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw
kregen de meeste kernen in de Liemers waterleiding, in de jaren zestig kwamen
ook de meeste buitengebieden aan de beurt. Onder meer dankzij betrouwbaar
drinkwater kwamen de eens zo gevreesde aandoeningen als cholera en dysenterie
vrijwel niet meer voor.
Door de komst van
betrouwbaar drinkwater, betere hygiënische omstandigheden en juiste voeding nam
de onvoorstelbaar grote kindersterfte geleidelijk af. Kinderen die slechts
gedurende een zeer korte tijd of in het geheel geen borstvoeding kregen
waren – zo werd later vastgesteld – veel vatbaarder voor ziekten. Bovendien zijn
niet-zogende vrouwen veel sneller zwanger. Het gedurende vele jaren jaarlijks
zwanger worden kon gemakkelijk leiden tot geestelijke en lichamelijke uitputting
en verzwakking van de moeders en hun kinderen. Een belangrijke reden dat
borstvoeding weinig gegeven werd, was de zware vrouwenarbeid waarbij het in de
praktijk zowel bij land- als fabrieksarbeidsters vaak ontbrak aan mogelijkheden om
kinderen te zogen. In plaats daarvan werd de baby vaak voeding gegeven met niet schone flessen waarin
zich opgewarmde melk bevond die niet zelden zuur of bedorven was.
Kindersterfte
Door de extreem hoge kindersterfte was de gemiddelde levensverwachting aan het
begin van de 19e eeuw slechts dertig jaar. Een eeuw later in 1900 was deze
inmiddels opgelopen naar 50 jaar. Dit was niet het gevolg van het feit dat
mensen omstreeks 1900 niet ouder werden dan vijftig jaar (een leeftijd bij mannen en vrouwen van 80 jaar was in
het verleden evenals nu niet echt uitzonderlijk) maar werd voornamelijk
verklaard door de hoge kindersterfte. Omstreeks het midden van de 19e eeuw
bedroeg de zuigelingensterfte in Nederland 18% (van iedere 100 zuigelingen
overleden er in het eerste levensjaar 18). In de tweede helft van de 19e eeuw
liep dit percentage aanvankelijk op (1871: 23%) om vervolgens te dalen (1900:
13%). Regionaal waren er wel grote verschillen: zo bedroeg het sterftepercentage
omstreeks 1900 in Pannerden 17, in Duiven 13, in Westervoort 11 en in Zevenaar
9. In de 20e eeuw daalde dit percentage steeds sneller (1920: 8%; 1940: 4%;
1960: 2% en 1975: 1%) Op dit moment, aan het begin van de 21e eeuw, is de
zuigelingensterfte veel minder dan 0,1% .
Het drama van het sterven van één of meer
kinderen als gevolg van een (besmettelijke) ziekte, iets waar maar weinig
gezinnen in voorgaande eeuwen van gespaard bleef, is in onze tijd gelukkig een
hoge uitzondering geworden.
Spoorwegen
In 1856 kwam een
spoorwegverbinding gereed, die via Zevenaar naar Duitsland liep. Deze lijn werd
geëxploiteerd door de Nederlandsche Rhijn Spoorweg Maatschappij. In 1865 kwam
een andere spoorwegverbinding gereed, die Zevenaar met Kleef (Kleve) verbond.
Tot de grens reden de treinen over de lijn, die reeds in 1856 was gereed gekomen;
daarna reed de trein over een nieuwe lijn, die aansloot op een stoompont die de
trein over de Rijn vervoerde. Deze verbinding tussen Zevenaar en Kleef heeft
ongeveer veertig jaar bestaan. In 1884 opende de Geldersch-Overijsselsche
Locaalspoorweg Maatschappij de lijn Winterswijk - Zevenaar via Doetinchem.
Zevenaar heeft in de tweede helft van de 19e eeuw en het begin van de 20 eeuw
twee relatief grote treinstations gehad. De beide treinstations stonden op
ongeveer 100 meter van elkaar en verwelkomden dagelijks hun eigen treinen. Het
ene station was bestemd voor treinen in de richting Doetinchem / Winterswijk en
het andere voor treinen naar Arnhem of naar Emmerich / Keulen. Omstreeks 1917
veranderde deze situatie. Men besloot tot samenwerking en ging verder onder de
naam Nederlandsche Spoorwegen.
![]() |
Het internationale station in Zevenaar omstreeks 1856 dat geëxploiteerd werd door de Nederlandsche Rhijn Spoorweg Maatschappij. |
Oorsprong van de
plaatsnamen in de Liemers
Plaatsnamen hangen samen met
begrippen, die voor de plaatselijke bevolking relevant waren. In grote lijnen
zijn de plaatsnamen in de Liemers in drie groepen te ordenen: woonplaats,
land en water.
De
woonplaatsgroep bevat namen waarvan de oorspronkelijke betekenis samenhangt met
de woonplaats van een persoon.
De plaatsnaam eindigt dan vaak met -hem, -em,
of -um. Een voorbeeld betreft Arnhem: Arno's heem of woonplaats van
Arno. Andere voorbeelden zijn: Lathum, woonplaats van een laat of horige
(middeleeuwse ondergeschikte). De oorspronkelijke betekenis van Didam is
Theodanhaim (woonplaats van Theodo), later vervormd tot Diedehiem, Diedem, Diem
en Didam. De oorsprong van Herwen heeft diverse mogelijkheden. Mogelijk
is de naam ontstaan uit harguz met de betekenis heilige plaats (van de Bataven).
De
tweede groep betreft de landgroep, waarbij iets gezegd wordt over de toestand
van het land.
Een voorbeeld betreft de plaatsnamen, die eindigen op -lo,
dat bos betekent. Een voorbeeld is Groenlo dat de betekenis groen bos
heeft. Andere plaatsnamen met de betekenis bos betreffen: Angerlo (lo bij
de anger = bos bij de weide), Loo en Loil. Van de twee
laatstgenoemde plaatsen wordt aangenomen dat ze ontstaan zijn uit lauh (bos) en
lauhila (bosje). Plaatsnamen, waarbij heuvel een rol speelt, zijn Duiven en
mogelijk Zevenaar. Duiven is afgeleid van Thuvina (heuvel). De naam
Zevenaar kan ontstaan zijn uit Subenhara en kan de betekenis zeven
heuvelruggen hebben. Uit het moeras (does) voortgekomen is Doesburg. Uit
weiland ontstaan is Groessen; het Middelnederlandse woord
groese betekent grasland of weiland. Aerdt is afkomstig van van ard, dat
bouwland betekent.
De
derde groep betreft de watergroep: plaatsen hebben een naam waarbij water een
belangrijke rol speelt.
Voorbeelden zijn: Ooy dat verwant is met ahwa,
later acqua=water; het betekent vruchtbaar land aan het water. Rijnwaarden:
waarden van de Rijn, waarbij waarden afgeleid is van waritha of land tussen de
rivierarmen. Tolkamer is ontstaan uit Tolhuys of huis waar tol wordt
betaald (bij het passeren op de rivier). Westervoort kan men zien als
westelijke voorde of de meest westelijk gelegen doorwaadbare plaats in de
IJssel.
Vragen, suggesties, correcties, aanvullingen en tips graag naar: chrisvankeulen@hetnet.nl